10 september 2017

Preek van Liesbeth Spies

Geschreven door Liesbeth Spies

Goedemorgen,

Uw burgemeester voor in de kerk: dat is even wennen, in een land waar we de scheiding tussen kerk en staat waarderen als een groot goed. En u mag best weten: ook voor mij is dit een stap buiten mijn comfort zone. Als belijdend gelovige kom ik weliswaar geregeld in één van Gods vele huizen, maar in die hoedanigheid sta ik vandaag niet voor u. De Preek van de Leek wordt immers uitgedragen door iemand die een maatschappelijke verantwoordelijkheid draagt en die vanuit dat perspectief de vertaalslag maakt naar de geloofsgemeenschap. Daarin schuilt ook de kracht van dit initiatief: verleg je blik, bekijk het eens van een andere kant en wees nieuwsgierig naar de inzichten die daaruit voortvloeien, zonder oordeel of vooringenomenheid. Dank dus voor die uitnodiging. Ik hoop dat ik u een moment van inspiratie mag meegeven.

Dat ik hier voor u sta, heeft u te danken aan de Remonstranten, die dit landelijke initiatief enthousiast hebben omarmd en naar Alphen aan den Rijn hebben gebracht. Van oudsher staat deze geloofsgemeenschap met beide benen in de samenleving, vanuit een open houding naar andere overtuigingen. Normaliter huist zij in de voormalige Joodse synagoge, maar voor vandaag is zij een samenwerking aangegaan met de Oudshoornse Kerk, die simpelweg meer ruimte biedt. Die vanzelfsprekendheid om elkaar op te zoeken past in de geest van openheid en toegankelijkheid die beide geloofsgemeenten voorstaan. Twee kerken en twee prachtige monumenten overigens die Alphen aan den Rijn rijk is en die u tjidens dit open monumentenweekend mag bewonderen.

Beste mensen,

We leven in een tijd waarin mensen soms tegenover elkaar staan, en waar het gevoel van onveiligheid toeneemt. Veel te vaak worden we geconfronteerd met brute aanslagen, gepleegd door mensen die zeggen te handelen vanuit religieuze motieven. Velen zijn bang voor de toekomst, de snelheid en onafwendbaarheid van veranderingen die technologische ontwikkelingen en bijvoorbeeld digitalisering met zich meebrengen. Die angst voor het onbekende lijkt te prevaleren boven de nieuwsgierigheid naar het nieuwe en naar de ander. Juist nu, nu de spanningen internationaal oplopen, is het zo waardevol om niet het extremisme, maar de nuance van het geloof te benadrukken. Juist nu, nu er weer gedreigd wordt met wapengekletter en de verhoudingen op scherp staan, zou ik één van de basale waarden van het christendom onder de aandacht willen brengen: die van omzien naar elkaar, elkaar bijstaan waar het nodig is en elkaar helpen waar het kan. Dát is de rode draad die mijn burgerlijke opdracht als burgemeester en de opdracht die van het geloof verbindt en die beide overstijgt. Het is de verbintenis van mens tot mens, die zo eenvoudig lijkt, maar die in de praktijk zo lastig is voor te leven.

Het is ook om die reden dat ik als tweede lezing heb gekozen voor Romeinen, waarin we lezen: “Deze en alle andere regels kunnen in één zin gezegd worden: ‘Van de mensen om je heen moet je evenveel houden als van jezelf. Als je van de ander houdt zul je hem geen kwaad doen. Dat is alles wat de wet van je vraagt.’ In deze tekst komt voor mij ook de verbinding tussen deze tekst uit de Bijbel en onze Grondwet tot uitdrukking, de waarden van waaruit we ook in Nederland naar onze samenleving kijken. Artikel 1 van onze Grondwet luidt: “allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond ook, is niet toegestaan.” Op deze manier is de opdracht van het omzien naar elkaar niet alleen een bijbelse  of religieuze maar voor mij en voor ons allen ook een wettelijke: is dat niet mooi?

In de kern dragen de woorden uit de brief aan de Romeinen de oplossing in zich voor alle problemen en conflicten, of die nu de wereldorde betreffen of het contact met je buurman of je familie. En het is zinvol om daar bij stil te staan, ook in het gemeentehuis, waar we met elkaar de omslag maken van de verzorgingsstaat naar de participatiesamenleving. De essentie is dat wij bij de uitvoering van  wetten en regels vooral oog houden voor de mensen om wie het gaat. Dat betekent echter niet dat de overheid overal een oplossing voor heeft, als een warme deken waaronder iedereen kan schuilen. In de afgelopen decennia gaven mensen steeds meer het heft uit handen, daartoe aangezet door een overheid die al te vanzelfsprekend, te veel verantwoordelijkheid op zich nam. Wanneer zij geconfronteerd werden met problemen of beperkingen, keken zij verwachtingvol naar het Rijk of het gemeentehuis, wachtend op een antwoord.

Die tijd ligt achter ons en daar ben ik eerlijk gezegd blij om. De participatiesamenleving – zo’n woord dat in een paar jaar tijd hoog op de ranglijst van de Van Dale is komen te staan –  betekent eigenlijk niets anders dan het aloude ‘Heb uw naaste lief’. Die naastenliefde is niet bezitterig of dwingend, maar start met de open houding waarmee je zelf ook graag bejegend wordt. Die liefde begrenst niet, maar schept ruimte waarin de ander zichzelf mag zijn. Die liefde geeft niet meteen een mening of een oordeel, maar stelt vragen. Hoe zie jij dat nou? Waarom doe je dat zo? Wat is voor jou belangrijk? En ook: kan ik misschien iets voor jou betekenen? Want ‘omzien naar elkaar’ gaat hand in hand met zelfredzaamheid, met de verantwoordelijkheid om te doen wat je kan en bij te dragen naar vermogen.

Als het ons zou lukken om ook bij grotere vragen en contacten die basishouding aan de dag te leggen,  dan zouden veel spanningen minder groot zijn simpelweg omdat wij dan terugvallen op een fundament van vertrouwen. U en ik weten dat de realiteit niet zo in elkaar steekt. Liefde vermag een heleboel, maar er ontstaat niet ineens een grote blije wereld waarin iedereen het altijd met elkaar eens is. Zelfs vanuit oprechte interesse en wederzijds begrip kunnen mensen tot volstrekt verschillende conclusies komen. Er zal dus altijd een overheid nodig zijn die grenzen stelt, voorwaarden schept en knopen doorhakt.

Maar toch, zullen we dat ene gebod, gevat in die ene zin, eens wat minder vaak als hinderlijk opzij schuiven? Kijk bijvoorbeeld hoe we met elkaar omgaan op social media. Hoeveel gemakkelijker lijkt het om mensen af te branden, dan een opbouwend commentaar te geven? Hoe vaak permitteren we ons omgangsvormen die ronduit onfatsoenlijk zijn? Waarom stellen we geen vragen maar veroordelen we direct? Kennelijk kiezen veel mensen lieve voor stennismakerij, dan dat zij zichzelf de ruimte geven om even niets te vinden en niets te zeggen. De stilte is schaars geworden, in onze tijd. Sommigen zoeken haar hier, in de luwte van de zondagmorgen. Anderen trekken de natuur in en vinden haar daar. Spreken is het nieuwe goud, waartegen het zwijgen pover afsteekt. Misschien wordt het tijd om ook dat oude spreekwoord weer eens op te poetsen.

Tegelijkertijd zien we dat veel mensen die gemeenschapszin eigenlijk nooit hebben losgelaten. Nederland is Kampioen Vrijwilligersland. Ieder weekend zijn zij op en langs de sportvelden te vinden. In kantines gaan duizenden kopjes koffie van hand tot hand. Kinderboerderijen, rolstoelwandelingen, boodschappendiensten, taalcoaches: in allerlei vormen en maten steken mensen elkaar de helpende hand toe, vaak zonder dat zij erbij nadenken. Omzien naar elkaar gaat ook daar gepaard met verantwoordelijkheid. Als jij er niet bent, kan de wedstrijd niet doorgaan of blijven ouderen een hele dag binnen. Als jij er niet bent, zit jouw zieke buurvrouw zonder boodschappen en blijft die vluchteling verstoken van ieder contact. Met kleine gebaren en inspanningen maak je voor de ander een wereld van verschil en zo kan iedereen met zijn eigen talenten van betekenis zijn. Iedereen kan een steen verleggen, hoe klein of hoe groot ook. We horen daar zo direct een prachtig lied over van Bram Vermeulen.

Onze verantwoordelijkheid  van elkaar ruimte geven en naar elkaar om te zien, reikt nog verder: verder dan onze eigen stad en onze eigen tijd. Wij zijn de rentmeesters van onze aarde. Wij hebben haar slechts in bruikleen gekregen van onze voorouders om haar door te geven aan onze kinderen en kleinkinderen. Dat besef dwingt ons om haar te bewaren; om haar niet uit te putten, maar te koesteren. Die verantwoordelijkheid draagt de mensheid wereldwijd en berust op verbinding en respect, over alle scheidslijnen van religie, nationaliteit, cultuur of sekse heen. Wanneer die verbinding ontstaat, voel je de hoop dat het allemaal toch nog goedkomt met de mensheid. Dat het beter kan, puur omdat we dat willen. Dat we niet verloren zijn, omdat we elkaar weten te vinden.

Het is die hoop die we terugvinden in het Oude Testament, wanneer God de regenboog  schenkt als een belofte aan de mensen en aan alles wat leeft. Het is Zijn zichtbare teken van trouw en loyaliteit, Zijn belofte dat er na regen altijd weer zon zal zijn. Ik hoop dat de mensen op St Maarten, Saba en St Eustatius dat ook mogen ervaren. Laten we met elkaar proberen om die hoop levend te houden, door respectvol met elkaar en met de aarde om te gaan, zodat wij als voorbeeld dienen voor de generaties na ons.

Ter afsluiting wil ik de opdracht meegeven waarmee ds Van der Heiden, een predikant uit de Opstandingskerk ons vroeger steevast heenzond. Hij sloot de zegen steevast af met de woorden: “Uw taak in de wereld begint nu.” Mag ik u uitnodigen hiervan iets in de praktijk te brengen? Dankuwel.

Gerelateerd