Na Maurits’ wetsverzetting was het binnen tien jaar gedaan met de grote, duizenden leden tellende, remonstrantse gemeente in de stad. De Sint-Jan moesten zij afstaan aan de calvinistisch-gereformeerden en heftige vervolgingen onder leiding van de fanatieke baljuw Anthony Cloots leidden ertoe dat steeds meer Gouwenaren het remonstrantisme achter zich lieten en terugkeerden naar de stadskerk. Daarbij namen zij de nieuwe kerkelijke klankkleur op de koop toe. In 1630 kwam de zaak enigszins tot rust en mocht het overgebleven groepje van nauwelijks honderd remonstranten een kerkje in gebruik nemen aan de Raam.
Opmerkelijk bij dit alles is dat het remonstrantisme door dit alles in figuurlijke zin weglekte uit Gouda, maar erin slaagde langs de rivier de Gouwe kleine steunpunten te behouden. Dat kan geïllustreerd worden aan de hand van de autobiografie van Passchier de Fijne, een remonstrantse dominee die tegen de verdrukking in zijn geloofsgenoten in deze regio geestelijk bleef bedienen. Hij kreeg daarbij de bijnaam “Het IJsvogelke”. Deze naam dankte hij aan een optreden in 1620 dat hij zelf uitgebreid beschreef:
“Daer nae (also het geheel sterk gevroosen hadde) dede ik eene Predikatie op het Ys by klaren dag, staende op eene Sleede, daer een Paert aen stont voor aen der Gouwe, daer ook seer veele toehoorderen, ook selfs eenige soldaten by stonden. De Predikatie gedaen weesende, dede ik eenen Psalm singen, ende in ‘t singen van dien reet den voerman voort met my ende alle de gunstige die op schaetsen stonden volgden my tot Wensveen [Waddinxveen] toe, ende de reste bleeven staen en songen den Psalm ten eynde”.
Ook andere preken van De Fijne werden gehouden op en langs de Gouwe. Hij vertelt over enkele spectaculaire ontsnappingen:
“Hier op gebeurde het op den Tweeden Paesdag, dat ik buyten gegaen was om te prediken. Buyten komende wiert my geseyt, datter veele soldaten met haer zijt-geweer buyten gegaen waren, ende hier ende daer met troepen in de weyden saeten; (…). Komende ter plaetse daer ik soude preeken vont ik daer veel volkx neffens eenige luyden die so van Wensveen, als Boskoop daer heenen gekomen waren, die ook al eenige vreese in ‘t hooft hadden, om datse eenige soldaten gesien hadden, alhoewel alle alleen met haer zijdtgeweer gewapent. (…) Nae de Predikatie gink ik met 2 a 3. mannen de Goukaeye op naer Wensveen toe, doch eer ik eenige Soldaten gewaer wiert, so komter een man my tegen die my metter hant wenckte weer te keeren, by my komende seyde hy my, het is onklaer, den Schout staet aende brugge; gy bent verspiet, hy sal u daer aentasten. Ende een Schipper die inde Gouwe lach seyde my, komt in mijn schip ik vaere naer Haerlem, so bent gy buyten alle perijckel. Also ik in ‘t Schip was geklommen, so quam Schout Kloot [=baljuw Anthony Cloots] aen, ik seyde dat de Schipper de Kabel soude losmaken, ende ik also aen de andere zijde van de Gouwe oploopen, dit dee de schipper; daer mede raeckte ik klaer, want eer ymant konde naer de Wensveenschebrugge omloopen, so wiert ik daer van eenen sekeren huys-man overgeset, die my den wech, waer door ik tot Zevenhuysen konde komen”. (…) Dat Lukas Jakobsz my nae de presikatie (die ik zelf hadde gedaen) te gemoet was gekomen, seggende; ik kome van Alfen alwaer ik eenige glasen gebragt hebbe, ende ik hem seyde: siet toe, of gy niet al mede zult beschuldigt worden, als een, die mede inde remonstrantsche predikatie die heeden op ‘t velt geschiet is, geweest en hebt”.
Het zijn uitgerekend de dorpen Waddinxveen, Boskoop en Alphen – gelegen aan de Gouwe – waar tot op de dag van vandaag (kleine) remonstrantse gemeenten bestaan. Passchier de Fijne legde hiervoor de basis en verdient daarom in herinnering gehouden te worden.